Stelt u zich twee jonge schoolvrienden voor, ze zijn een jaar of elf, hebben zomervakantie en op de dag van het grote popfestival in hun stad zijn ze zo brutaal om de bewaking aan te spreken met de vraag of ze het terrein op mogen. Daar zitten ze dan: verrekijker in de aanslag, omgeven door coole en zonderlinge types, waarvan een enkeling ze aanspreekt; ze luisteren, kijken en wachten, wachten tot eindelijk David Bowie op de bühne zal verschijnen.
Het verhaal is de opening van Henrik’s thesis waarin hij de vraag stelt naar mogelijke rollen of identiteiten voor de hedendaagse kunstenaar aan de hand van een korte reeks reisimpressies, verhalen en theoretische verkenningen.
Nu is er de laatste jaren betrekkelijk veel te doen over een specifiek soort kunstenaar, waartoe het FMI zich overigens acht te verhouden: het type van de onderzoekende kunstenaar. Er kunnen allerlei vragen bij gesteld worden: doet een kunstenaar eigenlijk wel onderzoek, welke methodes hanteert hij daarbij en heeft dat dan iets te maken met wetenschappelijkheid of is dat een hardnekkig misverstand? Vragen of niet, uit een afstudeeronderzoek dat op dit moment in Groningen wordt uitgevoerd, blijkt in elk geval dat het type van de onderzoekende kunstenaar ook het meest populair is bij de Nederlandse kunstacademies. Samen met die van de professional. Vervolgens zijn iets minder populair: de kunstenaar als ster, de commerciële kunstenaar en treurig onderaan staat de kunstenaar met een roeping.
Allemaal prachtig deze typeringen, maar ook droge wetenschap, want de resultaten zijn gemeten aan de hand van het taalgebruik in de studiegidsen en folders waarmee de Nederlandse academies zich presenteren. Ik vertel er toch even iets over om meteen duidelijk te maken waar een belangrijk verschil ligt met het al dan niet vermeende onderzoek van de kunstenaar.
Henrik heeft namelijk de mogelijke rol van de kunstenaar op geheel andere en eigen wijze benaderd, en wel vanuit de vooral speculatieve houding van de kunstenaar. Hij stelt zich met en in zijn werk vragen als: Is kunstenaarschap een professie of hebben we te maken met het amateurisme van de bricoleur? Wat maakt de amateur en waar uit zich professionaliteit? Maak je verantwoorde modellen en analyses van de werkelijkheid of heb je een gelukkige hand in toevallige keuzes? Is alles geoorloofd als bron voor je werk, kun je die motieven argeloos combineren en wat ontstaat er dan?
Motieven als de prachtige patronen van Henrik’s oma die professioneel textielontwerpster was, maar ook een bootje op een badhanddoek; Ringo Starr op een platenhoes, de omslagillustratie van een boek van Kafka, kleurpatronen die refereren aan glas-in-lood-ramen of schilderijen van Ad Reinhardt; Henrik plaatst ze over en bij elkaar in zijn doeken, bouwt constructies en presentaties met de werken zelf en aanschouwt langzaam knikkend het resultaat.
Kies je daarmee voor de prettig onafhankelijke positie van de onberekenbare idioot? Voor de confronterende positie van de onbegrepen vreemdeling, of toch voor het ‘make an impression and than leave’ van de dandy? Wie zal het zeggen? Henrik houdt de opties enigszins open. Je deinst er in je teksten niet voor terug om impliciet en bij vlagen meer expliciet de positie van de amateur te prefereren boven van die van de professional.
Het is in de twee jaren aan het Frank Mohr Instituut bij velen duidelijk geworden dat je een zeer getalenteerde kunstenaar bent. Soms heb je de neiging achteloos om te gaan met dat talent, maar je kwaliteiten in het maken en je reflectieve vermogens zijn evident.
Ik neem u even weer mee terug naar die jongetjes die nog steeds zitten te wachten op Bowie. Mooi beeld nietwaar, op zichzelf al beladen genoeg met de romantiek van de jeugdherinnering. Maar kunstenaars creëren zo hun eigen verhalen en herinneringen – het zijn net echte mensen – dus Henrik doet er nog een schepje bovenop: als een witte vlek verschijnt een figuur die zich Selavy noemt, prachtige witte schoenen draagt en heel graag even door de verrekijker kijkt, verwachtingsvol, bewust van de aantrekkingskracht van de popster en getergd door het lange, lange wachten.
Als je Duchamp op deze manier je eigen biografie weet in te schrijven, geef je niet alleen blijk van verlangen, bewondering en talent maar ook van een prettige dosis ambitie. Ik kan alleen maar zeggen: ik kan niet wachten totdat de Bowist het podium betreedt.
Margo Slomp