Donderdag ging ik met de trein naar Amsterdam. Ik was vroeg, de tweede klas was nog bijna leeg. Ik begon te lezen in een pamflet van Rutger Wolffson over het museum als een plek voor ideeën in plaats van kunst. Langzaam maar zeker stroomde de coupe vol. En met de mensen kwamen de mobiele telefoons. En met de mobiele telefoons de ringtones, de berichtenbliepjes, de riedeltjes en de ‘ waar ben je’’s.
In het boekje las ik dat de werkelijkheid steeds meer doordringt in het openbare leven.
Dat kon ik ter plekke beamen. Maar ik probeerde de werkelijkheid niet tussen mij en het boek te laten komen en slaagde er zo redelijk in om het geluid te skippen. Toen ik aangeland was bij een citaat van Bas Heijne dat ongeveer als volgt luidde:
‘werkelijkheid is geen authentieke ervaring meer. De hedendaagse mens heeft de neiging om te reageren op de werkelijkheid alsof het een film is. Hij blijft steken bij de oppervlakte en er ontstaat geen inzicht in het leven.’
Toen ik dat las, drong een telefoongesprek van iemand die tegenover me zat door mijn geluidsblokkade. Ik ving een gesprek op over het verdrag van Lissabon waarin de doodstraf werd goedgekeurd. Volgens de beller stond dat er niet met zoveel woorden in, maar gefragmenteerd en verdeeld over meerdere artikelen.
Nederland had het al ondertekend. De persoon vertelde verder aan het mobieltje dat er een Amerikaanse journalist was die dit had ontdekt en het via zijn weblog openbaar had gemaakt. Het bewuste stuk bleek echter die ochtend van het web gehaald.
Inmiddels had ik mijn boekje alleen nog voor de vorm op mijn schoot liggen. De werkelijkheid van de beller was mijn werkelijkheid binnen gedrongen. Toen het gesprek was afgelopen, zei ik tegen de beller dat hij een spannende baan had. Hij vertelde dat hij onderzoeksjournalist was. Vervolgens kreeg ik nog merkwaardiger verhalen te horen over een machtig staatshoofd die via zijn connecties met de paus een onwillige bondgenoot onder druk zette, over een rijke Russische industrieel die rechtsradicale bewegingen in Europa steunt en over de manier waarop geprobeerd werd de onderzoeksjournalist het werk onmogelijk te maken. Naast mij zat een vrouw die het niet erg op had met rijke Russen. Volgens haar allemaal Maffia.
Toen we zover waren, betrapte ik mij erop dat ik de verhalen reuze spannend vond, net filmscènes eigenlijk.
Bas Heijne en Rutger Wolfsson hadden gelijk..
De werkelijkheid werd een film en de werkelijkheid (als film) was binnengedrongen in mijn interpretatie van het boek dat ik las.
Omdat ik dat niet wilde, sloeg ik na het gesprek mijn boek weer open en las verder. Maar dat lukte niet meer zo goed.
Want ik moest denken aan de merkwaardige relatie tussen de inhoud van mijn boek real-time beleving. en de gebeurtenis in de werkelijkheid. De theorie werd ter plekke omgezet in
Alsof je dwars door de pagina’s van het boek keek naar de onderliggende gebeurtenissen. Een soort collage als het ware van elkaar versterkende elementen.
En toen moest ik aan het werk van Henrik Krőner denken. Want dat zijn eigenlijk ook collages. Ze lijken op schilderijen. Maar als je beter kijkt zie je dat er niet één laag is, maar dat er meerdere lagen zijn.
En even verrassend als het voorval in de trein, blijken die lagen een merkwaardige relatie met elkaar aan te gaan. En bovenal eisen ze je aandacht op.
Om dit te bereiken gebruikt Henrik een geheel eigen techniek.
1. Allereerst is er de ondergrond: stof die als afval uit de drukkerij komt. Het zijn aanloopstukken voor de te bedrukken stoffen. Er staan vage patronen en kleurvlekken op. Kröner gebruikt deze stof als uitgangspunt voor zijn schilderijen.
2. Op de voorkant van de stof tekent hij figuren. Ze zijn geïnspireerd op gevonden afbeeldingen uit de jaren ’80. We herkennen misschien Ringo Starr of een latere ster Paris Hilton.
3. Door op de achterkant van het doek te schilderen, gaat wat er zich onder het doek bevindt een rol meespelen in de voorstelling op de voorkant.
Zo duiken de vormen op uit de achtergrond,
4. en verdwijnen soms weer gedeeltelijk onder lagen was, verf of pigment.
5. De manier waarop Henrik Kröner zijn figuren combineert met vormen schuurt. De vormen zijn soms strak geconstrueerd terwijl de figuren juist subtiel en kwetsbaar zijn. Soms worden die subtiele figuren gecontrasteerd met schijnbaar achteloze verfstreken.
6. Het is alsof hij wil voorkomen dat we zijn schilderijen alleen maar mooi vinden. Dat gevaar is niet helemaal ondenkbaar want zijn schilderijen hebben een poëtische inslag.
7. Naast de geconstrueerde meerlagigheid is er dus ook een inhoudelijke meerlagigheid.
Constructie en inhoud dringen door in de erboven of eronder liggende lagen.
Aan dit procedé van door lagen kijken ligt een fenomeen uit de winterse werkelijkheid ten grondslag. Het atelier van Kröner had geen verwarming. De ijzige kou die er heerste beïnvloedde niet alleen zijn fysieke conditie maar kreeg ook vat op zijn denken.
Zo verscheen het thema ´ijs´ vanzelf in zijn werk.
Hij koos echter niet voor de wereld op het ijs maar de wereld onder het ijs. En daarmee ontsnapte hij aan de voorbeelden uit de kunstgeschiedenis. De gezellige taferelen op het ijs uit de 17de eeuw staan mijlenver van zijn schilderijen. Ook de beroemde ijsschotsen van Casper David Friedrich heeft hij achter zich gelaten, al zou je in zijn keuze voor het thema ijs een verre verwantschap met de romantische kunstenaar kunnen zien. Henrik Krőner gaat zijn eigen weg. En waar zijn tijdgenoten hun toevlucht zoeken tot fysieke ontbering door 24 uur op het ijs van de Noordpool te gaan staan, of tot het construeren van ijslagen in ingewikkelde installaties, daar maakt Henrik Kröner slechts gebruik van de ijslaag als metafoor voor het scheppen van betekenissen.
Kijkt u zelf maar!
Toos Arends